Richard Witschge: ‘Johan vond het belangrijk dat we als spelersgroep ook buiten het voetbal gezamenlijk dingen ondernamen.’
Johan Cruijff: Ik heb behalve een fax geen enkel communicatiemiddel meer. Een sms of zo’n walkman, noem maar op, dat zijn allemaal individuele dingen. En ik ben altijd voor het collectief. Ik heb liever dat je met zijn allen gaat biljarten. Ik houd zogezegd meer van gezelschapsspelen, om het zo maar te noemen.
Sonny Silooy: ‘Biljarten deden we ook vaak. We speelden dan met twee rode en één witte bal, ‘tien over rood’. Dat vond Cruijff alleen maar goed, want tijdens dat soort spelletjes ging je automatisch over voetballen praten. Had je het weer over een bepaalde spelsituatie. Maar je kunt ook het spelletje “lezen”, zoals ook met het voetbal van Cruijff het geval was. Cruijff stond natuurlijk altijd te kijken en dan gaf hij weer het nodige commentaar, met welk effect je de bal moest spelen of zo. Daar had hij wel heel vaak gelijk in. Jongens als Keje Molenaar en Peter Boeve konden heel goed biljarten. Cruijff zelf dus ook. Felix Gasselich weer helemaal niet. Maar toen hij bij Ajax vertrok, kon hij bij wijze van spreken aan het WK meedoen, zo goed was hij geworden. Ja, Cruijff was geniaal. Hij stuurde alles aan. Op alle vlakken was hij de joystick van ons team.’
Het is natuurlijker dat de spelers zelf gaan biljarten of kaarten als vertier en afleiding en daarbij als vanzelf en onbewust aan teambuilding doen, dan dat bepaalde activiteiten expliciet in het kader van de teambuilding worden ondernomen. Biljarten is een sport die zich goed leent om ook over voetbaltechnische zaken na te denken: technisch (effectballen) en tactisch (spelpatronen, looplijnen).
Rob Siekmann