De lagere school had een scharnierfunctie ten opzichte van het straatvoetbal. Je begon op straat te voetballen, soms al als kleuter. Als je niet naar de kleuterklas ging, kwam je pas later op school terwijl je al op straat voetbalde. Op de lagere school werd op het schoolplein gevoetbald. Dat mocht hier wel en daar weer niet. Dat schoolvoetbal vormde dan weer het voorportaal voor de voetbalclub waarvan je lid werd. Dus: Straat – School – Club.
Ging je eenmaal naar school, dan waren er jongens die met de bal aan de voet of hem hooghoudend de weg daarheen aflegden. Zo ook na schooltijd. Op het schoolplein werd er in de pauzes gevoetbald, in het speelkwartier. Ook na schooltijd, wanneer de school uit was. Zo herinnert Erik ten Hag zich dat het schoolhoofd het op een gegeven moment helemaal zat was dat er elke week wel een ruit sneuvelde en daarom het plein had vol gezet met allerlei obstakels. Maar dat maakte geen indruk op de jongens. Ze zagen palen, balken en klimrekken juist als een extra uitdaging! Ze waren uit het ware straatvoetbal-hout gesneden!
Schooltassen werden, net als jassen, soms als doelpalen gebruikt, maar niet op het schoolplein. Dan bleven ze natuurlijk in het klaslokaal. Een jas had je toch al aan en de schooltas had je bij je, dus het lag voor de hand daarmee iets te doen bij gebrek aan echte doelen. Zo was via de schooltas het straatvoetbal ook nog eens met school verbonden en niet alleen via het schoolplein waar het straatvoetbal gewoon werd voortgezet.
Rob Siekmann
Paperback / softback | Nederlands | Sportbiografieën |