‘Ik was in die periode geen meevoetballende keeper; dat is later pas gekomen. Het spel werd toen verder van de goal af gespeeld. Pas toen Johan trainer werd, veranderde dat. Toen ik van Ajax naar PEC Zwolle ging, ontstond er een strijd tussen Hans Galjé en Stanley Menzo, die in eerste instantie door Hans Galjé gewonnen werd. Die heeft de eerste paar wedstrijden gespeeld, maar Hans was een echte lijnkeeper. Later koos Johan voor Menzo, omdat hij een meevoetballende keeper wilde. Voor mij speelde dat niet, omdat Johan precies wist wat voor keeper ik was. Hij heeft ook diverse keren tegen me gespeeld, en zijn schoonvader (Cor Coster, de zaakwaarnemer van Cruijff) heeft me verteld dat Johan altijd zei dat je beter een straatje om kon gaan als je alleen op Schrijvers afkwam. En inderdaad, hij stopte meestal in dergelijke één-tegen-één situaties. Ik was daarin heer en meester. Dat wist Johan, en daarom hoefde ik niet zo ver van de doellijn af te keepen. Ik moet nog wel eens denken aan een uitwedstrijd tegen Engeland, die we wonnen door twee doelpunten van Jan Peters. Op een gegeven moment, toen we met 1-0 voor stonden, kwam er een diepe bal. Ik kom eruit met een schreeuw, terwijl ik weet dat ik die bal niet kan hebben. Maar die Engelsman schrikt zo van die schreeuw dat hij stopt en de bal rustig verder doorhuppelt. Niets aan de hand. Johan kom gelijk naar me toe: “Klasse, Piet, dat heb je tactisch goed gedaan.” Het is een detail, maar tekenend voor Johan. Ik zeg ook altijd: als een keeper bij een hoge voorzet er eigenlijk niet bij kan, geef dan maar een gil. Als je kracht uitstraalt, stoppen ze wel. In dat verband is het voor mij nog altijd een raadsel waarom Johan bij Barcelona die Busquets zo lang op de goal liet staan.’
Rob Siekmann
Paperback / softback | Nederlands | Sportbiografieën |