Arnold Mühren: ‘Johan had vaak nieuwe dingen, die ik met andere trainers nooit had meegemaakt. Zo herinner ik me een zaterdagtraining. Toen moesten alle jongens in een grote cirkel gaan staan, met drie man in het midden. Werd de bal aangespeeld, dan mocht je hem naar de speler naast je tikken en die moest dan wel een man overslaan. In het begin ging dat erg slecht. Vooral omdat het snel moest gebeuren, want er werd met drie man op je gejaagd. Je moest nadenken onder druk en steeds de derde man aanspelen. Of openen naar de andere kant, alles zat erin. Ook voor de jongens in het midden, die moesten verdedigen en positioneel leren dekken. Dat soort spelletjes, daar kwam Johan vaak mee.
Niet alleen de spelers, ook de rest van de technische staf pikte het niet meteen op. Ik kan me een geval herinneren met Spitz Kohn, Cor van der Hart en Tonny Bruins Slot. Moesten we een oefening over de hele lengte van het veld doen. Op elke hoek stond een trainer. Legde Johan eerst uit hoe we het moesten doen. Kwamen we bij Spitz, maar die zei: “Jongens, zo is het niet goed. Het moet zo.” Aan de andere kant zei Cor: “Wat doen jullie nou? Dit is hartstikke fout!” En kwam ook hij met wat anders. Toen riep Frank Rijkaard ineens: “Nou weet ik het niet meer”, en hij stopte ermee. Dat was een dolletje, maar alle jongens werden door Johan weer bij elkaar geroepen en we kregen midden op het veld weer een bespreking. Dat was een truc die vaak werd toegepast. Als het een beetje zwaar was, dan stelde iemand een vraag en werd het spel even stilgelegd om alles nog eens uit te leggen. Maar dan stonden wij lekker uit te rusten. Maar ik moet Johan nageven, hoe goed of slecht het ook ging, hij hield vast aan het systeem dat hij in zijn hoofd had. Er werd ook verschrikkelijk gekankerd op jongens die het niet uitvoerden. Van het jaar van het leerproces is me vooral het enorme aantal fouten bijgebleven, omdat de spelers niet gewend waren zo te spelen.’
Rob Siekmann
Paperback / softback | Nederlands | Sport en spel algemeen |