Gesprek met de Voetbalgeschiedenis. Dat is de naam van de rubriek die hier sinds 1 mei 2024 werd geopend. Of het nu gaat om Vlaamse, Belgische, Europese of ‘wereldse’ momenten…als ze het vertellen waard zijn, worden ze op het platform ‘Voetbal.Café’ gebracht en verschijnen ze vroeg of laat in boekvorm onder het label ‘Voetbalmuseum’. Of in gesproken versie in de podcastserie: Gesprek met de Voetbalgeschiedenis vanuit het Voetbal.Cafe.
Aflevering 3: EK 1968 ITALIE
SANDRO MAZZOLA – DE COUNTERMEESTER VAN HET CATENACCIO
Finale: Italië – Joegoslavië 2-0, Stadio Olimpico Rome, 10 juni 1968
(replay na 1-1 op 8 juni)
Sandra Mazzola. Won zijn tweede finale in een tijdspanne van veertien dagen. Deze keer als ‘middenvelder’ die net na het halfuur op een magistrale wijze Anastasia de ruimte instuurde. De jonge Juventusspits zette het centrale Joegoslavische duo in de wind en kapte doelman Pantelic uit: 2-0. Van dan af dirigeerde Mazzola zijn elftal naar ‘achteren’, om de replay lam te leggen. De Squadra pakte goud in eigen land, met dank aan de nodige scheidsrechterlijke dwalingen in de twee finaleduels én tosswinst tegen de Sovjet-Unie in de halve finale, 0-0 na 120 minuten zonder veel doelgevaar. In de eerste eindstrijd, zonder de geblesseerde Mazzola, tikten de Joegoslavische balkunstenaars de Italianen van de mat, maar kwamen twaalf minuten voor tijd langszij door een arbitraal cadeau.
Precies twee weken eerder schitterde hij als ‘countermeester van het catenaccio’.
Praterstadion in Wenen, 27 mei 1964. De herinnering overviel hem als hij Internazionale Milaans eerste Europa Cup der Landskampioenen naar zich toetrok. Zijn droevige gedachten dwaalden af naar vader Valentino, die vijftien jaar eerder uit het leven werd gerukt. Sandro maakte waar wat Valentino vermoedelijk ook vermocht, maar nooit heeft kunnen bewijzen: de beste van Europa zijn. Hij trok een streep onder zijn bestaan van schuchtere schim van zijn vader. Met twee snelle countergoals haalde hij Real Madrid neer. Het tijdperk van Di Stefano en Puskas eindigde die avond definitief. Het zijne begon. Sandro Mazzola straalde stilisme uit. Op en naast het veld. Voor vrienden hanteerde hij het penseel. Hij verdiepte zich in het werk van de renaissancemeesters Da Vinci, Rafaël en Michelangelo.
De schilderkunst bood hem een weg uit de stress van de hardvochtige calcioduels en verdreef het immer aanwezige verdriet uit zijn hoofd. De vroege vaderloosheid verwondde zijn ziel. Over zijn mijmeringen hing de sluier der eeuwige treurnis. Het trauma van het niet begrijpende kind, vanwege het onvoltooide leven van de vader. Valentino was de ster van Grande Torino, dat de eerste vier Italiaanse titels na de Tweede Wereldoorlog had veroverd en destijds werd beschouwd als het beste clubelftal van Europa.
De kleine Sandro was de mascotte van het team. Voor elke thuiswedstrijd rende hij als eerste het veld op, zich vastklampend aan vaders hand. Doordeweeks hadden zij amper contact. Valentino Mazzola scheidde van zijn vrouw Emy kort na de geboorte van Sandro’s broer. Het maakte het leven er niet vrolijker op in het behoudsgezinde Italië van de late jaren veertig.
Auteur David Messina vertelde het met ingehouden adem in zijn boek Apprenez le football avec Sandro Mazzola: ‘Le jour triste, de la catastrophe aérienne de Superga. Le petit Sandro n’avait pas encore sept ans ce jour fatal du 4 mai 1949. Tous les joueurs du grand Torino étaient morts et, parmi eux, le père de Sandrino, Valentino Mazzola.’
Op de fatale avond van 4 mei 1949 vloog een vliegtuig met de selectie van Torino in de mist tegen de kathedraal van Superga boven de stad. Il Grande Torino, zoals eerder gezegd het beste clubelftal van zowel Italië als Europa, was niet meer. Van het ene moment op het andere. Sandrino Mazzola, de mascotte van het elftal bij thuiswedstrijden, verloor zijn vader én al zijn voetbalhelden. Een week later stapte hij verdwaasd tussen 600.000 rouwende mensen in de immense lijkstoet door de straten van Turijn.
De dood van Valentino liet een diep litteken in de psyche van Sandrino achter.
Van dan af begon voor hem een processie van miserie. Het gezin kon amper het hoofd boven water houden. De broertjes Mazzola mochten na de dood van hun vader van moeder Emy niet voetballen. Ze vond de sport te gevaarlijk en eiste van hen dat de schoolprestaties voorrang kregen. Op voorspraak van een vriend van Valentino mochten ze toch even testen op het jeugdinternaat van Internazionale Milaan.
De bekendheid steeg hem later niet naar het hoofd volgens biograaf Messina. Hij liet zich nooit verleiden tot parvenugedrag. Alles keerde steeds terug naar 4 mei 1949. Daar startte zijn zin voor de harde realiteit van het leven. In zijn onderbewuste moet toen voor het eerst het vonkje ontstaan zijn: in de voetsporen van vader Valentino treden. En bij voorkeur nog beter doen dan hij. Met andere woorden: de beste Italiaanse voetballer van zijn tijd worden.
De technische gaven van de jonge Sandro werden snel herkend, maar karakterieel stond hij niet sterk in zijn schoenen.
Giuseppe Meazza, aanvalsleider van de Squadra Azzuri die in 1934 en 1938 wereldkampioen werd, trainde tussen 1955 en 1957 het eerste elftal van Internazionale. Hij zag Sandro evolueren van een timide, bange en eerder ongeïnteresseerde puber naar een wilskrachtige, ernstige en vooral erg getalenteerde spits. Meazza dacht bij hem spontaan terug aan de dribbelkwaliteiten van Borel en het doorzettingsvermogen van Piola, twee andere Italiaanse wereldbekerhelden van zijn tijd.
Meazza bleef bescheiden over zichzelf en vergat te vermelden dat Mazzola ook de ‘Meazzasprint’ in zich had, een zeer doelgerichte versnelling in het strafschopgebied. Die loftuiting ontving hij van zijn coach Helenio Herrera, de man die verhinderde dat hij afgleed naar een obscure tweedeklasser. Hij haalde hem op zijn negentiende bij de selectie en maakte hem tot vaste waarde in 1962. Omwille van zijn snelheid, dribbelvaardigheid en doelgerichtheid werd hij zelfs de nieuwe Meazza genoemd.
En het zat hem vooral in het intellect. Althans volgens Messina: ‘La physique est gracile, la voix est faible, mais l’intelligence est vive.’ Het lichaam was sierlijk, de stemming was breekbaar, maar de intelligentie bleef alom aanwezig.
Het onwrikbare geloof van coach Helenio Herrera trok hem over de streep. Sandro Mazzola werd in de jaren zestig de vedette van Inter. De flamboyante Argentijnse trainer was de tegenpool van de gereserveerde, minzame Mazzola, die steeds een waas van mysterie over zich trok. Herrera kookte over, stookte onrust, intrigeerde en speelde komedie tot beroertes hem neerhaalden. Mazzola verschool zich achter een verlegen lachje en liet zich nooit volledig doorgronden, ook niet in zijn elegante bewegingen op het veld. Ze creëerden samen het catenaccio, een uiterste beredeneerde maar hoogst omstreden voetbalomwenteling, waarmee Inter in 1964 en 1965 de wereld veroverde.
Sandro – voor de fans Mazzolino, een fragiel en frivool bloemenruikertje – werd de briljante speerpunt van Helenio’s door de rest van de voetbalwereld geminachte systeem. De koele kikker, de bekoorlijke killer. Hij vierde met Inter vier landstitels, twee de keer de Europa Cup der Landskampioenen (Real Madrid en Benfica) en twee keer de Intercontinenale Cup (telkens tegen Independiente). Hij verloor de finales van Celtic Glasgow (1967) en Ajax Amsterdam (1972). Met Italië, waarvoor hij in zeventig interlands 22 goals maakte, won hij goud (EK 1968) en zilver (WK 1970). Hij voetbalde vijftien jaar in het eerste van Internazionale en weigerde een laatste lucratieve transfer naar Juventus. Omdat hij Interista voor het leven was. En Ferenc Puskas had gelijk gekregen. De befaamde Hongaarse spits van Real Madrid sprak na de door Inter gewonnen Europacupfinale in 1964 voorspellende woorden: ‘Hij gaat een grote carrière tegemoet want de drang naar doelpunten zit in zijn lichaam zoals het bloed door zijn aderen stroomt.’
Uiteindelijk diende hij het ook zelf te geloven. Hij had zijn vader Valentino overtroffen. Het genie van Il Grande Torino had een waardige opvolger gevonden. Het genie van Il Grande Inter. De countermeester van het catenaccio, Sandro Mazzola.
111 legendarische voetbalhelden sinds 1920 | Raf Willems
Paperback / softback | Nederlands | Sport en spel algemeen111 LEGENDARISCHE VOETBALHELDEN SINDS 1920Honderd voetballers. Tien keepers. Eén uitzonderlijk fenomeen (Diego Maradona). Wie zijn die honderd beste spelers uit de geschiedenis van het wereldvoetbal. Die tien keepers? Dat uitzonderlijke fenomeen? [lees verder...]
Verkrijgbaar bij de auteur