‘De Groote Oorlog doodt ook langzaam, tergend langzaam, ver weg van enig veld van eer’ (p 124). Met dit ene zinnetje kan je het boek Laat mij droef en treurig wezen van Eric Defoort samenvatten, met als ondertitel: Familienotities over de zinloosheid van de Groote Oorlog. Defoort is een geboren Ieperling, met voorouders vanuit het Ieperse hinterland, namen die na 1914-1918 plots heel bekend waren: Langemark bijvoorbeeld, en ook Oostvleteren.
De professor geschiedenis is in het bezit gekomen van een schat, voor een historicus toch. De schat in kwestie zat in een kist van tante Flavie: kasboeken, kopieën van brieven, en allerlei verslagen en brieven waren voor Defoort genoeg om een deel van de familiegeschiedenis te reconstrueren. Te beginnen bij zijn betovergrootouders. Het is een boeiend verhaal van een familie ‘neringdoenders’ in een veranderende tijd. Defoort slaagt erin om de personages uit de boeken te verlevendigen, daarbij geholpen door extra opzoekingswerk en herinneringen. Dat laatste maakt het ook heel persoonlijk.
Het verhaal draait om Maria Vanderschelden, de oma van Eric Defoort, en haar broer Eric Vanderschelden. Maar het wordt geplaatst in een breder familiekader, te beginnen met de grootouders van Maria en Eric. Die laatste was de jongste zoon in een welstellend gezin, kon studeren en schopte het tot arts. Hij bewoog zich in de toenmalige Vlaamse Beweging van scholieren en studenten. Maar de trots van de familie sneuvelde in de oktoberdagen van 1914 bij de bocht van Tervate. Hij sneuvelde als een held en door een speling van het lot staat zijn naam zowel in Izegem als in Oostvleteren op een oorlogsmonument, maar zijn lichaam werd nooit teruggevonden. De dood van de jongste broer trok een spoor van vernieling door de familie.
Defoort vertelt hoe hij als kind altijd de indruk had dat zijn oma ‘streng’ was, opgroeien en inzicht in de familiegeschiedenis leerde hem dat het tristesse was, fundamentele droefheid, ongeneeslijk. Defoort maakt in het boek een vergelijking met Käthe Kollwitz; haar zoon Peter sneuvelt een dag na Eric Vanderschelden. Wat Käthe Kollwitz beschrijft, is wat Eric Defoort in zijn grootmoeder heeft gezien. De vergane tijd van geluk die voorbij was, werd gekoesterd in foto’s en verhalen die de kleine Eric keer op keer kreeg bij een rondgang langs de foto’s in ‘de beste kamer’.
Laat mij droef en treurig wezen is een boek dat past bij de oorlogsherdenkingen. Het is een boek dat via een familiegeschiedenis laat zien, welke impact een oorlog heeft in een familie en hoe lang dat nawerkt. Defoort heet niet toevallig Eric en hij had ook een oom die Eric heette. Beiden dragen in hun naam de oorlogsgeschiedenis en oom Eric Cappoen vertelt dat hij ervaarde hoe het meer dan de naam alleen was die hij droeg. Het is een boek dat doet nadenken over de terminologie van de herdenkingen: de helden. Maria Vanderschelden bleef thuis als het oorlogsmonument met de naam van haar geliefde broer erop, onthuld werd … omdat ze met die ’feestelijke dodenherdenking’ geen uitstaans wilde hebben. ‘Zij wil niet dat de dode broer nu nog eens gemobiliseerd wordt in dienst van betrachtingen van overlevenden, ongeacht welke.’ En eigenlijk is ook dat van alle tijden: de doden moeten ook na hun dood als held nog dienen.
Laat mij droef en treurig wezen is een mooi boek. Defoort schrijft het met liefde voor zijn familie, maar het wordt nooit klef, hij vindt een evenwicht tussen verhaal en geschiedenis en vertelt zo met dit verhaal meer geschiedenis dan in veel andere boeken over die Groote Oorlog.
Hardback | Nederlands | Literaire non-fictie algemeen |