Volgens Wikipedia is een ‘witte olifant’ een olifant met een zeldzame afwijking waardoor zijn huid wit ziet. ‘Het begrip geldt ook in overdrachtelijke zin voor iets zeldzaams of voor iets duurs dat niets oplevert’, zo wordt eraan toegevoegd. Ik begrijp de samenhang, hoe ver verwijderd ook, niet tussen beide betekenissen, maar dat terzijde. Of misschien toch wel: zeldzame dingen zijn vaak nutteloos, te exclusief.
In hun boek ‘De droom van Zuid-Afrika – Achter de schermen bij het WK 2010′ wijden Floor Milikowski en Evelien Hoekstra een heel hoofdstuk aan witte olifanten. Ze bedoelen er dure infrastructurele projecten mee zoals stadions, vliegvelden en metro’s ‘die economisch niet rendabel zijn, vaak geen nut hebben en soms helemaal niet meer worden gebruikt’.
Toen ik op een van mijn reizen door China in Jinan de gastheren het verzoek voorlegde om het plaatselijke stadion te mogen zien, werden mijn vrouw en ik niet naar het voetbalstadion gebracht, maar naar het stadioncomplex waar de Aziatische Spelen hadden plaats gevonden. Het was speciaal daarvoor gebouwd. Via een brede oprijlaan kwamen we bij de ingang en met de lift ging het naar boven, naar de grote zaal met uitzicht op het veld beneden, waar bobo’s en hoogwaardigheidsbekleders werden ontvangen. Dat gebeurde doordeweeks toen het hele stadion leeg was, op een enkele functionaris na. De gastheren sneden zelf de kwestie aan wat er in de toekomst met dit stadion moest gebeuren. Er was geen vaste bespeler beschikbaar, daarvoor was het ook veel te groot. Shandong Luneng speelde in dat andere stadion en dat was veel kleiner van omvang, maar groot genoeg voor de gemiddelde publieke belangstelling bij voetbalwedstrijden in Jinan. Dit was dus wat ze een witte olifant noemen, zo schoot het door me heen, maar ik zweeg wijselijk…
Rob Siekmann
Paperback / softback | Nederlands | Sportverhalen |