Foekje Dillema verbrak in juni 1950 in het Olympisch Stadion in Amsterdam het Nederlands record op de 200 meter, dat op naam stond van de olympisch kampioene Fanny Blankers-Koen. De schijnbaar onaantastbare Fanny, die vier gouden medailles had gewonnen tijdens de Olympische Spelen van London 1948, was geklopt door een natuurtalent uit Friesland dat ze al twee jaar probeerde te ontlopen.
Er waren twijfels over Foekje. Zoveel dat een geslachtstest werd georganiseerd onder het mom van een medische keuring. De Koninklijke Nederlandse Atletiek Unie maakte daarna met veel machtsvertoon een eind aan de olympische dromen van Foekje Dillema. Deze maatregel kwam zo hard aan dat ze zich twee jaar opsloot in haar huis in Burum. De bond schrapte ook haar records uit de ranglijsten. Foekje kon er nooit meer over spreken.
Op een mooie voorjaarsavond in 1915 betreedt Louwe Huizenga het sportterrein in Groningen. De noordelijke atletiektop is er in training en de 21-jarige slagersknecht vraagt of hij een keertje mee mag lopen. Tot ieders verbazing wint hij de trainingswedstrijd met groot gemak. In zijn slagerskloffie en op gewone schoenen. Een legende is geboren.
Drie jaar lang won Louwe Huizenga alle wedstrijden waar hij aan meedeed. Hij verbeterde het wereldrecord op de marathon en nam het succesvol op tegen renpaarden, wielrenners en de stoomtrein. Maar door tegenwerking van de atletiekbond, een ongelukkige liefde en ruzie met de pastoor kwam zijn carrière voortijdig ten einde. Huizenga raakte aan lager wal en stierf op 80-jarige leeftijd eenzaam, verwaarloosd en vergeten.
Rob Siekmann
Literatuur: Max Dohle, Het verwoeste leven van Foekje Dillema – De grootste tragedie uit de Nederlandse sportgeschiedenis (2008); Job van Schaik, Hardloper Huizenga – Het verhaal van een vergeten wonderatleet (2009)
Paperback / softback | Nederlands | Sport en spel algemeen |