Onze recensies
Didier Reynders niet mals voor N-VA
Recensie Dirk Rochtus - 28/02/2014
Eindelijk ligt het boek Didier Reynders zonder taboes in de Vlaamse boekhandel. De Franstalige versie is twee maanden geleden al verschenen en werd hier eerder besproken. De Nederlandstalige uitgave is verrijkt met het hoofdstuk ‘Didier Reynders made in Vlaanderen’.
Vis
De Franstalige liberale politicus Reynders is een vrij graag geziene verschijning in Vlaanderen. Wat in zijn voordeel speelt, is zijn uitmuntende kennis van het Nederlands. Hij heeft daar hard aan gewerkt en het gevolg is dat hij zich als een vis in het Vlaamse water voelt. Zijn belangstelling voor en zijn bereidheid om het Nederlands te hanteren in gewone gesprekken en discussies contrasteren scherp met de vaststelling dat er in de Kern van de federale ministers systematisch Frans wordt gesproken. Zelfs de Vlaamse collega’s schakelen lichtvaardig over naar het Frans omdat ze die taal nu eenmaal kennen en zogezegd geen tijd willen verliezen. Reynders vindt het ‘ongelooflijk’ dat Frans als voertaal wordt gehanteerd in de Kern. Hij knoopt daaraan de bevinding vast dat heel wat Franstaligen graag verkondigen hoe het er in het hele land aan moet toegaan, maar het niet eens kunnen zeggen in het Nederlands.
Grondstroom
Het is niet de enige paradox die hij ontwaart. Zo verbaast het hem dat vele Franstalige politici weliswaar vasthouden aan de eenheid van België, maar blijkbaar niet beseffen dat ze haar tegelijk ondermijnen door de invoering van ‘pestbelastingen’ en maatregelen die ingaan tegen de Vlaamse economische belangen. Reynders beseft dat de politiek van een bepaalde Franstalige kaste koren op de molen van Vlaamse separatisten is. Zijn eigen sociaaleconomische opvattingen sporen grotendeels met de ‘Vlaamse basisopvattingen’ – iets wat we hier in het noorden van het land de ‘grondstroom’ zouden noemen – maar uiteraard niet met de vertaling van die grondstroom als politiek project dat de splitsing van het land beoogt. Reynders laat er geen twijfel over bestaan dat liberalisme haaks staat op nationalisme (Vlaams-nationalisme wel te verstaan). Ook al zijn beide stromingen aanwezig in Vlaanderen, ziet hij laatstgenoemde domineren. Anders zou volgens hem de Open Vld en niet de N-VA de eerste partij zijn. Misschien zou hij zich toch beter moeten afvragen of de neergang van de Open Vld nu net niet te wijten is aan haar verloochening van de liberale basisprincipes? Nog een paradox is volgens Reynders dat Vlaanderen gericht is op de wereld (in economie en cultuur), maar zich tegelijk op zichzelf zou terugplooien. De verklaring denkt hij gevonden te hebben in de bedreiging van het Nederlands als ‘kleinere taal’ door het Frans. De vraag is of de kritische kijk in Vlaanderen op het Belgische systeem als een ’terugplooien’ moet worden gedefinieerd en of niet eerder de wereldvreemdheid van de Franstalige politieke klasse tegenover Vlaanderen een uiting van verwaten nationalisme is (dat niet eens zo mag worden genoemd).
As CD&V/ N-VA
Reynders is niet mals voor de N-VA. De partij van de Vlaams-nationalisten tovert ideeën uit haar hoed die ‘incompatibel zijn met om het even welk Franstalig verkiezingsprogramma’ (p. 223) en stuit ook die Franstaligen tegen de borst ‘die nochtans op sociaal-economisch vlak heel wat gemeen met hen zouden kunnen hebben’ (p. 224). Hij vreest het ontstaan van een as CD&V/N-VA die de Open Vld, zijn ‘geprivilegieerde partner in Vlaanderen’ (p. 224), verder in de hoek duwt. Reynders borstelt nog een aantal rake portretten van Vlaamse beleidsmakers zoals Wilfried Martens, Jean-Luc Dehaene, Herman Van Rompuy, Yves Leterme en Guy Verhofstadt. Samen met de 23 andere hoofdstukken vormt dit alles een rijke lectuur voor wie de man achter een van de belangrijkste politici van Franstalig België beter wil leren kennen.
Vis
De Franstalige liberale politicus Reynders is een vrij graag geziene verschijning in Vlaanderen. Wat in zijn voordeel speelt, is zijn uitmuntende kennis van het Nederlands. Hij heeft daar hard aan gewerkt en het gevolg is dat hij zich als een vis in het Vlaamse water voelt. Zijn belangstelling voor en zijn bereidheid om het Nederlands te hanteren in gewone gesprekken en discussies contrasteren scherp met de vaststelling dat er in de Kern van de federale ministers systematisch Frans wordt gesproken. Zelfs de Vlaamse collega’s schakelen lichtvaardig over naar het Frans omdat ze die taal nu eenmaal kennen en zogezegd geen tijd willen verliezen. Reynders vindt het ‘ongelooflijk’ dat Frans als voertaal wordt gehanteerd in de Kern. Hij knoopt daaraan de bevinding vast dat heel wat Franstaligen graag verkondigen hoe het er in het hele land aan moet toegaan, maar het niet eens kunnen zeggen in het Nederlands.
Grondstroom
Het is niet de enige paradox die hij ontwaart. Zo verbaast het hem dat vele Franstalige politici weliswaar vasthouden aan de eenheid van België, maar blijkbaar niet beseffen dat ze haar tegelijk ondermijnen door de invoering van ‘pestbelastingen’ en maatregelen die ingaan tegen de Vlaamse economische belangen. Reynders beseft dat de politiek van een bepaalde Franstalige kaste koren op de molen van Vlaamse separatisten is. Zijn eigen sociaaleconomische opvattingen sporen grotendeels met de ‘Vlaamse basisopvattingen’ – iets wat we hier in het noorden van het land de ‘grondstroom’ zouden noemen – maar uiteraard niet met de vertaling van die grondstroom als politiek project dat de splitsing van het land beoogt. Reynders laat er geen twijfel over bestaan dat liberalisme haaks staat op nationalisme (Vlaams-nationalisme wel te verstaan). Ook al zijn beide stromingen aanwezig in Vlaanderen, ziet hij laatstgenoemde domineren. Anders zou volgens hem de Open Vld en niet de N-VA de eerste partij zijn. Misschien zou hij zich toch beter moeten afvragen of de neergang van de Open Vld nu net niet te wijten is aan haar verloochening van de liberale basisprincipes? Nog een paradox is volgens Reynders dat Vlaanderen gericht is op de wereld (in economie en cultuur), maar zich tegelijk op zichzelf zou terugplooien. De verklaring denkt hij gevonden te hebben in de bedreiging van het Nederlands als ‘kleinere taal’ door het Frans. De vraag is of de kritische kijk in Vlaanderen op het Belgische systeem als een ’terugplooien’ moet worden gedefinieerd en of niet eerder de wereldvreemdheid van de Franstalige politieke klasse tegenover Vlaanderen een uiting van verwaten nationalisme is (dat niet eens zo mag worden genoemd).
As CD&V/ N-VA
Reynders is niet mals voor de N-VA. De partij van de Vlaams-nationalisten tovert ideeën uit haar hoed die ‘incompatibel zijn met om het even welk Franstalig verkiezingsprogramma’ (p. 223) en stuit ook die Franstaligen tegen de borst ‘die nochtans op sociaal-economisch vlak heel wat gemeen met hen zouden kunnen hebben’ (p. 224). Hij vreest het ontstaan van een as CD&V/N-VA die de Open Vld, zijn ‘geprivilegieerde partner in Vlaanderen’ (p. 224), verder in de hoek duwt. Reynders borstelt nog een aantal rake portretten van Vlaamse beleidsmakers zoals Wilfried Martens, Jean-Luc Dehaene, Herman Van Rompuy, Yves Leterme en Guy Verhofstadt. Samen met de 23 andere hoofdstukken vormt dit alles een rijke lectuur voor wie de man achter een van de belangrijkste politici van Franstalig België beter wil leren kennen.
Bekijk ook eens
Geef je extern nieuws